Loading...
 

1 Samuel 8, 4-7.10-22a

1 Samuel 8, 4-7.10-22a: De Israëlieten willen een koning 

De tekst

’Bijbel in gewone taal’

(Deze Bijbeltekst komt uit de Bijbel in Gewone Taal, © Nederlands Bijbelgenootschap 2014, p. 409-410)

Daarom gingen de belangrijkste mannen van het volk naar Samuel in Rama. Ze zeiden tegen hem: ‘Samuel, u bent oud geworden, en uw zonen leven niet zoals u. Dus we willen dat u voor ons een koning uitkiest. Die koning kan dan over ons regeren. Zo gaat dat ook bij andere volken.’

Samuel vond het niet goed dat het volk om een koning vroeg. Daarom ging hij bidden tot de Heer.
Maar de Heer zei tegen Samuel: ‘Je moet alles doen wat het volk gevraagd heeft. Want ze verzetten zich niet tegen jou, maar tegen mij. Ze willen niet dat ik hun koning ben.’

Toen ging Samuel naar de mensen toe die een koning wilden hebben. Hij vertelde hun alles wat de Heer gezegd had. Hij waarschuwde hen voor de rechten die een koning heeft.
Samuel zei: ‘Een koning zal jullie zonen dwingen om soldaat te worden. Hij zal sommigen van hen dwingen om op strijdwagens of paarden te rijden. Anderen moeten de koning beschermen. Sommigen zal hij dwingen om leiding te geven aan veel soldaten. Anderen zal hij dwingen om wapens en strijdwagens voor hem te maken. Weer anderen moeten op zijn land werken en zijn koren maaien.
De koning zal jullie dochters dwingen om voor hem te werken. Zij moeten koken en bakken, en zalf voor hem maken.’

Samuel ging verder: ‘Een koning zal jullie beste akkers, wijngaarden en olijftuinen afpakken. Hij zal die allemaal aan zijn dienaren geven. Jullie moeten een tiende deel van de oogst van het land en de wijngaarden aan de koning geven. Dat zal hij aan zijn belangrijke ambtenaren en andere dienaren geven.
Jullie beste slaven, slavinnen en arbeiders zal hij zelf in dienst nemen. En jullie ezels zal hij voor zichzelf laten werken. En hij zal een tiende deel van al jullie schapen en geiten willen hebben.
Dat betekent dus dat jullie zelf ook slaven worden van die koning. En dan zullen jullie de Heer om hulp vragen. Jullie zullen hem vragen of hij jullie wil redden van die koning. Maar jullie hebben zelf zo’n koning gewild. En daarom zal de Heer jullie niet helpen.’

Het volk wilde niet naar Samuel luisteren. De mensen zeiden: ‘En toch willen we een koning hebben! Want we willen net zo zijn als de andere volken. Wij willen ook een koning hebben die over ons regeert en die onze leider is in een oorlog.’
Samuel hoorde alles wat het volk zei. En daarna vertelde hij dat allemaal aan de Heer. Toen zei de Heer tegen Samuel: ‘Doe wat het volk vraagt: maak iemand koning.’



Dichter bij de tijd

(Bewerking: C. Leterme)

De oudsten van Israël kwamen bijeen, gingen naar Samuël in Rama en zeiden tegen hem: ‘Je bent oud geworden en je zonen bewandelden je wegen niet. Stel daarom een koning aan om rechter over ons te zijn, een koning zoals andere volken er een hebben.
Maar Samuël vond hun voorstel ongepast. Daarom bad hij tot God. Maar die zei tegen hem: 'Samuël, luister naar het volk, wat ze je ook vragen, want ze verwerpen niet jou, maar Mij. Ze willen me niet langer als koning.’

Toen bracht Samuël het volk dat hem om een koning gevraagd had, op de hoogte van de woorden van God. Hij zei: `De koning die over jullie heerst zal de volgende rechten doen gelden: Hij zal je zonen opeisen voor zijn wagens, voor zijn paarden en om zijn wagen te escorteren, om ze aan te stellen als leider van duizend en leider van vijftig, om zijn akkers te ploegen, zijn oogst binnen te halen, wapens te maken voor de oorlog en zijn wagens uit te rusten. Je dochters zal hij opeisen om zalf te bereiden, te koken en te bakken. Je beste akkers, wijngaarden en olijftuinen zal hij van jullie afnemen en ze aan zijn dienaren geven. Van jullie oogsten en de opbrengst van je wijngaarden zal hij tienden heffen en die aan zijn hovelingen en dienaren geven.
Je slaven en slavinnen, je sterkste jongemannen en je ezels zal hij voor zichzelf laten werken. Van je schapen en geiten zal hij tienden heffen. Zo worden jullie zijn slaven. Als het zover is, zul je bij God je nood klagen over de koning die jullie zelf wilden, maar dan zal God niet antwoorden.
Het volk wilde niet naar Samuël luisteren en zei: `Toch willen we een koning hebben! Dan zijn we gelijk aan alle andere volken. Onze koning zal rechter over ons zijn en voor ons uittrekken om onze oorlogen te voeren.'
Samuël hoorde hun verlangens en bracht ze over aan God.
God zei hem: `Ga in op hun vragen en stel een koning over hen aan.'



Stilstaan bij …

Samuël
Letterlijk betekent het woord 'Samuël': 'Naam van God' of 'Zijn naam is El', maar Hanna gaf er een andere uitleg aan: 'Van God heb ik hem afgesmeekt.
Samuël werd de eerste grote profeet bij de Israëlieten.

Rama
Plaats ten noorden van Jeruzalem.

Wegen bewandelen
Deze wegen zijn het beeld voor de ‘levensweg’ die mensen bewandelen. De oudsten in de tekst wijzen er Samuel op dat zijn zonen niet op hem lijken wat levensstijl betreft.





Bij de tekst

De echte koning

Toen de Israëlieten aan Samuel vroegen om een koning zoals andere volken, wees die er fijntjes op dat er voor het volk Israël maar één echte koning was: God, een koning met andere normen en waarden dan de koningen die van de omringende volkeren. God die grote dingen deed voor het volk, vanaf de bevrijding uit Egypte tot de bevrijding uit de macht van de vijandelijke buren, waarvoor Samuel als rechter werd gezonden.
Maar 'modebewust' als het volk toen was, had het daar geen oren naar.